De prijs van een koophuis was in juli gemiddeld 0,5 procent hoger dan een maand eerder. Ook in juni was al sprake van een kleine stijging. De maanden daarvoor zakten de huizenprijzen juist iets. Dat blijkt uit cijfers van statistiekbureau CBS en het Kadaster.
Jarenlang zijn de prijzen van koopwoningen gestaag gestegen. Tijdens de periode van 2021 en 2022 hebben we zelfs stijgingen waargenomen die de grens van 20 procent op jaarbasis doorbraken.
Echter, in het afgelopen jaar begonnen de prijzen aan het einde van de zomer enigszins te dalen. Deze omslag kan voornamelijk worden toegeschreven aan de snel toenemende hypotheekrente. Terwijl het aanvankelijk nog mogelijk was om begin vorig jaar rentetarieven voor bijvoorbeeld tien tot twintig jaar vast te leggen tegen percentages variërend van 1 tot 2 procent, was dit halverwege vorig jaar al gestegen naar ongeveer 4 procent.
Dit had als gevolg dat potentiële huizenkopers minder financiële ruimte hadden om te lenen en daardoor ook minder genereuze biedingen konden doen. Niettemin lijkt de neerwaartse trend in huizenprijzen sindsdien, althans tijdelijk, tot stilstand te zijn gekomen, gezien de prijsstijgingen die werden waargenomen in zowel juni als juli.
Wanneer we de huizenprijzen van juli vergelijken met dezelfde maand van het voorgaande jaar, is er nog steeds sprake van een opmerkelijke daling van maar liefst 5,5 procent. Dit geldt ook voor de maand juni, waar de gemiddelde prijs van een koopwoning 5,5 procent lager was dan in dezelfde periode het jaar ervoor.